El Negro en ik: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Genre

Titel El Negro en ik
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 4 | Genre
Studielast 2 uur
Werkvorm Individueel
Focus Genre
Je leert reflecteren op de eigenschappen van literaire non-fictie.
Gemaakt door Pieter Waalewijn
Bron Bron 1
Bron 2

A

  1. Bekijk het mini-interview met Westerman (bron 1). Het gaat om de derde vraag die hem wordt voorgelegd. Vat samen wat Westerman bedoelt met ‘frictie’.
  2. Ben je het met hem eens dat frictie/non-frictie een zinvoller onderscheid is dan fictie/non-fictie? Leg uit.
  3. Is frictie wat jou betreft een passende typering voor El Negro en ik? Leg uit waarom wel of niet.  


B

  1. Lees het essay van Usha Marhé, in 2014 gepubliceerd op het Surinaamse platform Waterkant, (bron 2) aandachtig. In het eerste deel vertelt zij het verhaal van El Negro na, aan de hand van Westermans boek. In het tweede deel van het essay werkt zij de link met Zwarte Piet uit, die al in de titel van haar stuk wordt gelegd. Vat de gedachtegang van Marhé in het tweede deel van haar essay samen, en noteer daaronder in een paar zinnen wat jij daarvan vindt.
  2. In dezelfde bron, onder het essay van Marhé, vind je een reactie van Frank Westerman op dit stuk: ‘En zo werd El Negro en ik metafoor voor zwarte piet’. Aan de ene kant is hij blij met dit essay. Leg uit wat hij er positief aan vindt.
  3. Maar meer dan positief is Westerman kritisch, en dat heeft met het genre te maken. Welk algemeen verwijt maakt hij veel lezers van non-fictie? Leg uit. 


C

Stel dat de uitgever van El Negro en ik besluit bij de volgende druk een soort bijsluiter mee te geven, om ervoor te zorgen dat lezers niet weer de fouten maken die Westerman onder A en B heeft benoemd. Hoe zou de tekst van zo’n bijsluiter kunnen luiden?
Let op: El Negro en ik is literaire non-fictie. Dat betekent dus/vooral/niet … (aanvullen met max. 60 woorden).